De creoolse elite in de koloniale tijd was een ambivalente groep vol tegenstrijdigheden, ingeklemd als zij was tussen de koloniale machthebbers en het volk, en er was veel mis in het Suriname waaraan zij leiding gaf (vaak in oppositie tegenover het koloniaal gezag), maar zij had wel een programma voor de ontwikkeling van de Surinaamse natie en een nationale Surinaamse cultuur.
“De Surinaamse cultuurpolitiek heeft tot grondslag het streven naar de vorming van een culturele eenheid”, schreef professor R.A.J.van Lier bijna zeventig jaar jaar geleden. Men sprak van “culturele assimilatie”, een beleid dat echter “geenszins een voortbestaan van de cultuur der verschillende segmenten der Surinaamse bevolking uitsluit. Men klaagde dat de overheid niets doet om deze cultuur (der verschillende segmenten) te onderhouden of te verdiepen”.
Het programma
Het cultuurprogramma werd onder meer tot uitdrukking gebracht door de oprichting van het Cultureel Centrum Suriname, een particulier initiatief. Het hoofddoel van het CCS was de ontwikkeling van de nationale Surinaamse cultuur door de volkskunst vast te leggen en te bestuderen, door vaardigheden voor cultuurproducties te versterken middels de volksmuziekschool, schilder- en tekencursussen, toneelcursussen, en een dansschool, en door de culturele ontwikkeling in het algemeen te stimuleren middels o.a. de bibliotheek.
De visie was de bevolking in de districten en het binnenland gaandeweg meer en meer te betrekken in de programma’s van CCS, door decentralisatie en door samenwerking op basis van de zelfwerkzaamheid van de districtsbevolking.
Professor R.A.J. van Lier schrijft in het Gedenkboek bij het tienjarig bestaan van het CCS in 1957, dat
“het in hoofdzaak het gemis aan geschoolde krachten is geweest, welke zich volledig aan een culturele taak konden wijden, waardoor de ontplooiing van de culturele activiteiten onder het volk werd tegengehouden”, en: “(de ontwikkeling van de volkscultuur) verdient de volle aandacht, een vraagstuk dat slechts met grote mate van deskundigheid behandeld kan worden”.
Elders in het gedenkboek wordt betoogd dat “de culturele ontwikkeling van de bevolking van zeer groot algemeen belang is”.
Men zocht naar meer financiële steun van overheid en bedrijfsleven. Een groot zorgpunt in de jaren vijftig was dat “zowel de vertegenwoordiging van de verschillende bevolkingsgroepen als die van de verschillende culturele belangen in het CCS niet op adequate wijze plaats vond”.
Men dacht na over reorganisatie van het CCS in die zin “dat zowel vertegenwoordigers van de Regering, als die van de verenigingen die zich naast en buiten het CCS op cultureel gebied bewegen, hun stem kunnen laten horen”, en: “Het CCS zal verder moeten gaan om zijn basis te verbreden en zijn contacten met andere culturele instellingen te vernauwen”.
Men schreef verder: “Het is in de allereerste plaats van belang, dat het CCS zijn culturele activiteiten over de districten uitbreidt”, en:
“Vóór alles is echter een cultureel plan nodig, waardoor culturele zelfwerkzaamheid zal kunnen worden gestimuleerd”. “Het programma voor de culturele volksopvoeding zal verder moeten worden uitgebreid, en met deskundige leiding, aan de hand van wetenschappelijk onderzoek, tot uitvoering moeten worden gebracht. Hierbij zal meer dan te voren aandacht moeten worden besteed aan de ontwikkeling van de bestaande volkscultuur.”
Van assimilatie naar multiculturalisme
Deze citaten uit het Gedenkboek CCS 1947 – 1957 zijn vandaag de dag nog even aktueel als toen, vijfenzestig jaar geleden. In de jaren die volgden werd het beleid van “culturele assimilatie” opzij gezet en vervangen door het laissez faire van het “multiculturalisme”. In plaats van uit te groeien tot een coördinatiepunt in een landelijk netwerk van samenwerkende culturele organisaties, zoals de bedoeling was, atrofieerde het CCS tot een geïsoleerde organisatie in een onoverzichtelijk veld van losstaande etnische culturele verenigingen.
J.H.Adhin schreef in 1957 in het gedenkboek van 10 jaar CCS:
“Het grootste probleem van Suriname is misschien niet eens politiek-economisch, maar meer nog sociaal- cultureel: hoe van de heterogene bevolking één Surinaams volk te maken, zonder dat daarbij gevaarlijke spanningen optreden.”
En:
“deze (bonte mengeling) moet tot een eenheid, tot één volk samengesmeed worden!”
(NB Dit woord “samensmeden” wordt vaker gebruikt in teksten over natievorming. Alsof natievorming een zaak is van samen pijn lijden, door vuur gaan en getimmerd worden. De mogelijkheid dat natie- vorming iets zou kunnen zijn van plezier en leuke dingen doen, wordt zelden overwogen).
Adhin geeft aan dat het uitgangspunt moet zijn:
“…dat elke groep haar cultuur en traditie behoudt, doch zich opgenomen weet in een gemeenschappelijke eenheidscultuur, die vanzelf nederlands-westers zal zijn. Elke groep moet trachten haar eigen culturele achtergronden beter te begrijpen, maar moet daarbij een open oog hebben voor de cultuuruitingen van andere groepen….Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert”.
Hoe deze eenwording geoperationaliseerd zou moeten worden geeft J.H.Adhin niet aan.
Het lijkt er wel op dat hij de oplossing van het probleem ziet in de dominantie van de Nederlandse cultuur. Hij zegt ergens: “In plaats van de groepen nader tot elkaar te brengen, heeft de politieke ontwikkeling in het autonome Suriname ze juist tegen elkaar uitgespeeld, en raciale en religieuze sentimenten gebruikt ter bereiking van egoistische en groepsbelangen”. De autonomie was in zijn visie van 1957 al enigzins problematisch, een standpunt dat een voorbode is van de positie van de VHP tegenover Srefidensi in 1975. In een publicatie van Stichting Organisatie Hindoe Media in Dagblad Suriname van vrijdag 8 augustus 2008 wordt de “culturele ontworteling uit de eigen tradities” in verband gebracht met een “negatief zelfbeeld”, “gebrek aan creativiteit” en “verbrokkeling van de politieke invloed” van deze “grootste bevolkingsgroep”. Soortgelijke, bijna identieke geluiden zijn te beluisteren bij culturele leiders van de afrosurinaamse en javaanse subculturen.
Mogelijkheden en moeilijkheden
In een vrij korte tijd verschoof het accent in de opvattingen over nation building van assimilatie (de “CCS visie”) naar “ integratie”. Mogelijk was de in toenemende mate etnische politiekvoering (de “verbroederingspolitiek”) in de jaren vijftig en zestig de oorzaak van deze verschuiving. In het voorwoord van het gedenkboek ter gelegenheid van negentig jaar Hindostaanse immigratie in 1963, werd de ideologie van neo-koloniale nation building door de Gevolmachtigde Minister van Suriname in de Koninkrijksregering, R.H.Pos, als volgt geformuleerd:
“Er is in verband met de aanwezigheid van deze bevolkingsgroep van Aziatische oorsprong” (de Hindostanen) “in de Surinaamse maatschappij veel gesproken en geschreven over de mogelijkheden en moeilijkheden van haar assimilatie met de oudere bewoners van het land. Hierbij is aandacht besteed aan de wijze, waarop het onderling verschil in karakter, zeden en levensopvattingen zal kunnen verdwijnen, zodat zij zullen kunnen samengroeien tot één Surinaams volk van gelijke aard.
Misschien zal dit eens geschieden, doch niet in de nabij toekomst. Wij zullen daarom moeten uitgaan van de huidige werkelijkheid, dat het kenmerk van het Surinaamse volk niet is gelijkheid van ras, cultuur of godsdienst, maar verscheidenheid. Dit vergt van verschillende groepen dat zij elkander als Surinamers aanvaarden, hetgeen inhoudt, dat om een Surinaams volk te zijn de samenstellende groepen met erkenning van haar onderlinge verschillen elkaar als Surinamers dienen te aanvaarden.
Het gevoel van saamhorigheid zal diep genoeg moeten zijn om de verscheidenheid te kunnen verdragen. De krachten en de groei van dit gevoel zijn afhankelijk van velerlei factoren….die de sfeer en het karakter van de Surinaamse gemeenschap bepalen”.
Met andere woorden: wij zijn Surinamers volgens afspraak.
Vermeldenswaard is, dat mr.dr.R.H.Pos deel uit maakte van de Commissie tot Bestudering van Staatkundige Hervormingen die op 6 november 1947 verslag uitbracht aan de Gouverneur. De commissie sprak in de maanden oktober, november en december 1945 met 55 afzonderlijke sleutelfiguren van de Surinaamse gemeenschap en met besturen van enkele tientallen verenigingen, bestaande uit 95 personen “van alle bevolkingsgroepen”, zoals het verslag van de commissie luidt. Er werden advertenties geplaatst in de kranten en er werd een schriftelijke enquête gehouden. Jammer genoeg vermeldt het verslag niet de namen van degenen met wie vraaggesprekken zijn gehouden. Jammer, omdat dit document beschouwd kan worden als een belangrijke neerslag van het neo-koloniale denken over natievorming.
Aanpassingsproblemen
Het perspectief van de Hindostaanse intelligentsia werd in de inleiding van hetzelfde gedenkboek geformuleerd door W.I.Lutchman. Hij spreekt de hoop uit dat het gedenkboek zal bijdragen tot de oplossing van het grootste probleem van nation building:
”de ordening van de multiraciale Surinaamse samenleving, zodanig, dat de waardigheid van de menselijke persoonlijkheid gewaarborgd blijft !”. En: “Kennis van het normenpatroon van de onderscheidende etnische groepen in de Surinaamse samenleving is een noodzakelijke voorwaarde voor een harmonisch verloop van de nationale integratie.”
Met andere woorden: wij Hindostanen willen onze cultuur behouden en wij nodigen de creolen uit ons te leren kennen.
De creolen hebben deze uitdaging niet opgepakt, niet in de fase toen de Hindostanen nog een in de districten geisoleerde minderheidsgroep waren, en niet nu de Hindostanen numeriek en economisch zijn uitgegroeid tot de sterkste minderheidsgroep, die haar hegemonie nog slechts beperkt ziet door gebrek aan bindingen met andere minderheidsgroepen, zoals de Javanen, de Marrons en de Inheemsen en andere groepen, die toch meer affiniteit hebben met de gecreoliseerde, westers georienteerde cultuurgroep, de backbone van de Surinaamse samenleving. De creolen hadden weinig interesse in de Hindostanen. Het onderwijs in de districten werd verwaarloosd.
Dr.G.A.de Bruijne meldt in zijn boek “Paramaribo, stadsgeografische studies van een ontwikkelings- land” (ISBN 90 228 8906 8) dat de creoolse wijkmeesters van Paramaribo honderd jaar geleden geen onderscheid wisten te makente maken tussen hindoes en moslims in hun wijken.
Het Hindostaanse mensbeeld kleurt het Surinaamse mensbeeld naarmate het door bindingen met andere cultuurgroepen wordt gecreoliseerd. Met elke volgende generatie ondergaat de Hindostaanse groep meer de invloed van de moderniteit, de westerse wereldcultuur en het Caraibische culturele klimaat, waardoor het behoud van het “eigene” slechts mogelijk blijft voorzover dat eigene meer gedeeld en meer aangepast wordt en meer gaat lijken op de gecreoliseerde cultuur van Amerika en de Caraïben.
Dit proces van aanpassing is niet zonder problemen, vooral voor de opgroeiende jeugd en voor jonge volwassenen. De hoge echtscheidingscijfers, suïcidecijfers, de prevalentie van alcoholisme en metabole stoornissen (suikerziekte, hart- en vaatziekten) bij Hindostanen worden gezien als indicatief voor de stressvolle vervreemdings- processen die gaande zijn. Terwijl oude referentiekaders verdwijnen zijn de nieuwe nog onvoldoende ontwikkeld. Deze problematiek is niet uniek voor de Hindostaanse bevolkingsgroep, maar is in deze groep wel prominent, juist vanwege de sterke etnocentrische uitgangspositie.
Het koloniale en Hindostaanse perspectief liggen in elkaars verlengde. Volgens C.J.M. de Klerk C.ss.R., kenner en zendeling van de Hindostaanse bevolkingsgroep, kon men “ de volledige integratie afgesloten beschouwen bij de gelegenheid van het 75-jarig jubileum van hun komst in Suriname in 1948, toen Gouverneur Brons de in feestvergadering verzamelde Hindostanen in het voormalig Koeli- Depôt te Paramaribo aansprak met “Burgers van Suriname!”.” Deze uitroep had in die dagen veel gewicht en galmde door het land. De Hindostaanse leiders waren verheugd met deze uitroep van de gouverneur. De positie als gelijkwaardige groep naast andere groepen werd ideologisch bevestigd.
In het gedenkboek van negentig jaar Hindostaanse immigratie in 1963 stelt R.M.N.Panday:
“Dat met behoud van het eigene een dergelijke integratie op de gemeenschappelijke vaderlandse bodem mogelijk moet zijn, is een opgave die Suriname deelt met de mensheid van de wereld”.
Met deze zinsnede “behoud van het eigene” wordt duidelijk hoe nauw het denken van het etno- nationalisme (bewegingen gericht op het behoud en de bloei van traditionele etnische culturen) aansluit op het koloniale denken van die tijd.
(NB. Hier wordt bedoeld het beleid van gouverneur Kielstra onder het motto “eenheid in verscheidenheid”: groepen leven naast elkaar, de overheid is de eenheid. Dit beleid verschilde van dat van gouverneur van Sypesteyn, dat gericht was op assimilatie)
De natievorming die vanuit Platform SetiSRnan wordt gepropageerd gaat er van uit dat het eigene niet behouden kan blijven, maar gedeeld moet worden. Nationale eenheid is geen ding maar een proces, geen harmonieuze eindtoestand, maar gedurige strijd, geven en nemen. Maar in 1963 was niemand meer geinteresseerd in assimilatie. Assimilatie werd uitgesteld en zelfs als onnodig en misschien zelfs schadelijk gezien.
Wim Bakker, voorzitter Platform SetiSRnan
Geraadpleegde bronnen:
- C.J.M, de Klerk CssR: “De Immigratie der Hindostanen in Suriname” met een voorwoord en inleiding van Sandew Hira; © Dr.C.J.M. de Klerk, Den Haag 1998, uitgeverij Amrit; ISBN 90-74897-31-2.
- Surinaamse Historische Kring: “Uit Suriname’s historie”, uitgegeven op 1 juli 1963 door de Surinaamse Historische Kring met medewerking van de Nederlandse Stichting voor culturele samenwerking met Suriname en de Nederlandse Antillen, Sticusa.
- Chandra van Binnendijk (redactie): “Perspectieven van Surinaamse Kunst”, verslag tweede Egi Du Congres, Paramaribo, maart 1990, Vaco Press NV.
- G.Azimullah, H.Ganpat, W.I.Lutchman (redactie): “Van Brits-Indisch Emigrant tot Burger van Suriname”, Gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het feit dat het op 5 juni 1963 negentig jaar geleden was, dat de eerste Hindoestanen uit het toenmalige Brits-Indië voet op Surinaamse bodem zetten; Surinaamse Jongeren Vereniging “Manan”, Drukkerij Wieringa, ’s Gravenhage.
- Verslag van de Commissie tot Bestudering van Staatkundige Hervormingen in Suriname, ingesteld bij Gouvernementsresolutie van 19 September 1925 no. 2930; ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, 1948.
- Chan Choenni: “Sociale problemen onder hindostaanse Surinamers”, artikel in het dagblad De Ware Tijd, maandag 6 juli 2009.
- Moti Marhé “De toekomst van de Surinaams-Hindostaanse Identiteit” Sandesa krant, 3de jaargang 32ste editie, 8 augustus 2008, Stichting Organisatie Hindoe Media, Paramaribo Suriname.