Hans Breeveld en de mythologie van Srefidensi
Op 4 november 2022 was er in Grun Dyari een discussieavond over de onafhankelijkheid. Politicoloog en auteur Hans Breeveld verzorgde een inleiding met de titel “Het hoe en waarom van de onafhankelijkheid”. De titel was ingegeven door het feit dat velen zich afvragen of de onafhankelijkheid te vroeg kwam, zei Breeveld. Behalve de inleiding van Breeveld waren er korte presentaties van twee panelleden, de historicus Judy Samson en de pedagoog Vernon Kersout.
Ik was bezig me gereed te maken om naar Grun Dyari te gaan toen ik ontdekte dat de lezing werd uitgezonden. Ik twijfelde tussen thuis blijven en gaan. Ik kan vanwege mijn hoorstoornis sprekers vaak beter volgen via de televisie dan in een zaal. Het nadeel van thuisblijven is dat je geen bijdrage kan leveren aan de discussie. Ik heb in de afgelopen jaren nagedacht over de geschiedenis van onze onafhankelijkheid en heb daarover nieuwe inzichten verworven. Deze lezing zou een mooie gelegenheid zijn om die inzichten bekend te maken aan een groter publiek. Maar mijn luie stoel won het van mijn ambities. Mijn verhaal is te gecompliceerd voor een spreekbeurt van twee of drie minuten die je als toehoorder krijgt bij dit soort evenementen Ik besloot thuis te blijven. Ik maakte een boterham en ging voor de televisie zitten. Na het welkomstwoord van voorzitter Rusland, de huishoudelijke mededelingen van de ceremoniemeester en het voorlezen van de curriculum vitae kwam Breeveld aan het woord.
Ontwikkelingshulp en verbroederingspollitiek
Hij begon zijn verhaal met de radiotoespraak van Koninging Wilhelmina van 6 december1942, de toespraak waarin zij beloofde dat de koloniën na de oorlog zelfbestuur zouden krijgen. Dit veroorzaakte in Suriname veel ophef en er werden in hoog tempo politieke partijen opgericht. Het was de Nederlanders duidelijk dat er veel gedaan moest worden in het onderontwikkelde Suriname om de opstap naar algemeen kiesrecht te maken. Het Welvaartsfonds werd ingesteld. Er kwam een Tienjarenplan ((1947 – 1957) gevolgd door twee vijfjarenplannen. De politiek van Suriname werd bepaald door de ontwikkelingshulp van Nederland en de verbroederingspolitiek, zei Breeveld.
De noodzaak van de onafhankelijkheid
Ik heb Hans Breeveld in de loop der jaren verschillende keren horen spreken over de onafhankelijkheid. Ik merkte dat zijn verhaal niet was veranderd.
In essentie kwam zijn betoog erop neer dat de onafhankelijkheid onvermijdelijk en noodzakelijk was. Zelfs Nederland wilde ons niet meer in het Koninkrijk. Lachmon’s bezwaren hadden geen gewicht en waren niet in overeenstemming met de noodzakelijke gang van de geschiedenis. De onafhankelijkheid was noodzakelijk om ons te genezen van de geestelijke slavernij en de minderwaadigheidscomplexen die het kolonialisme met zich meebracht. Dat was in een notedop het verhaal van Breeveld.
Een paar keer kreeg ik de aandrang om in de auto te stappen en naar Grun Dyari te rijden, bijvoorbeekd toen Breeveld de noodzakelijkheid van de onafhankelijkheid illustreerde met de koloniale hebi’s die Surinamers zouden hebben, zoals het opkijken naar “bakra’s” en het “opo kleur” gedrag. Ik heb problemen met beweringen dat Surinamers defecte mensen zijn die gerepareerd moeten worden. Het komt niet bij Breeveld op dat de door hem bekritiseerde gedragingen de aanpassingen zouden kunnen zijn die mensen gebruiken om werk te vinden en vooruit te komen in de maatschappij. In wezen niet pathologisch. Breeveld sneerde dat wij in Suriname veel drukte maakten over het Statuut van 1954, maar dat de doorsnee Nederlander nooit geweten heeft dat er zoiets bestond. Het tekort van het Statuut bleek volgens hem vooral toen Nederland zich in 1955 in de algemene vergadering van de Verenigde Naties onthield van stemmen bij een motie tegen de Apartheid in Zuid-Afrika. Johan Adolf Pengel, Jagernath Lachmon en Coen Ooft (van de PSV) protesteerden heftig in het parlement (de Staten van Suriname) en dienden een gezamenlijke motie in. Wat Breeveld niet vertelt is dat Nederland zich vanaf toen anders opstelde. In 1961 was Nederland het enige Westerse land dat voor een resolutie stemde waarin afkeuring werd uitgesproken over een redevoering van de Zuid-Afikaanse afgevaardigde. Zuid-Afrika verweet Nederland dat het de banden van afkomst en taal verloochende om tegemoet te komen aan de wensen van Suriname en de Antillen. Breeveld noemde dit voorval niet, waarschijnlijk omdat dit zijn betoog over de noodzakelijkheid niet steunde.
Pengel was niet ready voor volledige onafhan- kelijkheid. Dit veroorzaakte een verwijdering tussen Pengel en zijn adviseurs Eugene Gessel en Eddy Bruma, die vonden dat het tijd werd voor volledige onafhankelijkheid.
In het vooruitzicht van de derde Ronde Tafel Conferentie, die gepland was voor1962, werd de roep om volledige onafhankelijkheid luider. In 1961 richtte Eddy Bruma de Partij Nationalistische Republiek op. Breeveld vertelde dat Pengel op aandrang van zijn adviseur Eugene Gessel had bedongen dat in het Statuut werd opgenomen dat dit geen “eeuwig edict” was. Volgens Breeveld wilde Pengel zelf ook onafhankelijkheid, maar “hij hield rekening met Lachmon”. Nadere verduidelijking gaf hij niet. Hij vertelde ook niet waarom Pengel ook na de breuk met Lachmon bleef vasthouden aan het Statuut.
Geen nieuwe inzichten
Breeveld ging niet in op de beëindiging van de verbroederingspolitiek door Pengel. Ik had gehoopt dat hij daar wat van zou zeggen omdat hij in het begin van zijn presentatie de verbroederingpolitiek had genoemd als een bepalende factor in onze politiek. Aan de politieke polarisatie over de onafhan- kelijkheid besteedde Breeveld weinig woorden. Hij stipte aan de vorming van de PNR onder leiding van Bruma en mannen als Robin Ravales(“Dobru”), Benny Ooft en Harold Rusland, en de vorming van de Actiegroep onder leiding van P. Chandi Shaw (die vond dat de Hindostanen te veel werden overheerst door de Creolen – noot).
In 1970 overleed Pengel. Henck Arron volgde hem op als voorzitter van de NPS. Arron verklaarde dat Suriname binnen vijf jaar onafhankelijk moest worden. Lachmon reageerde dat dat niet binnen 25 jaar mocht gebeuren. In october 1970 zat Arron persoonlijk aan op een congres van de PNR over onafhankelijkheid. (Ik merk op dat dit amper vier maanden was na de dood van Pengel).
In 1972 kwam er in Nederland een linkse regering aan de macht onder leiding van Joop den Uyl. In het regeeraccoord “Keerpunt 1972” van PvdA , D66 en PPR stond dat Suriname en de Nederlandse Antillen voor 1976 onafhankelijk zouden worden. In Suriname werden de verkiezingen in 1973 gewonnen door de Nationale Partij Kombinatie (NPK, bestaande uit NPS, PSV, PNR en KTPI). Deze samenloop van politieke omstandigheden maakte de weg vrij voor de onafhankelijkheid. Tot zover een summiere weergave van Breevelds inleiding. Aan het eind noemde hij nog even de 2 miljard Nederlandse gulden die werd toegezegd en de vlucht van “de middenklasse” naar Nederland. Hij sprak niet over de 200.000 mensen uit stad, district en binnenland die het land verlieten. De Aziaten wisten waarom ze tegen deze Srefidensi waren. Ze hadden genoeg meegemaakt met creoolse machthebbers en ambtenaren. Breeveld had weinig belangstelling voor de psychologie van de Aziatische minderheden. Het was de psychologie van de Afrikanen waarvoor Srefidensi noodzakelijk was. Ook sprak hij niet over de verdere politieke afwikkeling van 25 november 1975 die niet bijdroeg aan het terugdraaien van spanningen maar die juist verergerde, zoals het breken van de belofte dat er direct na de onafhankelijkheid verkiezingen gehouden zouden worden.
Als we naar Breeveld luisteren leren we weinig van de geschiedenis van de onafhankelijkheid. De onafhankelijkheid is er nu en we moeten gewoon verder gaan. In essentie kwam zijn betoog erop neer dat de onafhankelijkheid onvermijdelijk en noodzakelijk was. Zelfs Nederland wilde ons niet meer in het koninkrijk. Lachmon’s bezwaren hadden geen gewicht, waren niet in overeenstemming met de noodzakelijke gang van de geschiedenis. De onafhankelijkheid was noodzakelijk om ons te genezen van de geestelijke slavernij en het minderwaadigheidscomplex dat het kolonialisme met zich meebracht.
Creools, Hindostaans en Surinaams nationalisme
Na Breeveld kwamen de twee panelleden aan het woord. Op dat moment begon het zwaar te regenen. Door het geroffel van de sibibusi op het dak kon ik niets meer verstaan. Ook het beeld en het geluid van de televisie waren gestoord. Van wat ik nog kon verstaan heb ik begrepen dat Judy Samson onderscheid maakte tussen etnisch nationalisme van de creolen en van de hindostanen. Zij bepleitte, als ik het goed begrepen heb, een Surinaams nationalisme dat het etnisch nationalisme van creolen en hindostanen overstijgt. Dat vond ik bemoedigend. Samson kwam met een belang- wekkend nieuw inzicht, namelijk dat het proces naar 25 november 1975 een strijd was tussen het creools en het hindostaans nationalisme. Dat is een vooruitgang ten opzichte van het verhaal van Breeveld die het creools nationalisme ziet als het Surinaamse nationalisme.
Breeveld had weinig te vertellen over het complexe geheel van politieke, culturele en economische krachten dat speelde bij de onafhankelijkheid. Hij stond in Grun Dyari om de mythe van Srefidensi te onderhouden. Breeveld is geen wetenschapper als hij spreekt over de onafhankelijkheid. Zijn missie is hoger. Hij werkt aan de constructie van een mythologie van Srefidensi die zin en vorm moet geven aan de Surinaamse samenleving. De mythologie van Srefidensi had vele architecten, maar Hans Breeveld is een van de belangrijkste en langst levende. Hij schreef boeken over Johan Adolf Pengel en Wim Bosch Verschuur, is een veel gevraagde gast in radioprogramma’s en vaste prik bij discussieavonden over de onafhankelijheid. Hij is een begenadigd spreker met een goede stem, een beschaafde man, een renaissance mens die graag muziek maakt en zingt. Breeveld is okay, maar als wetenschapper gaat hij de mist in.
De mythologie van Srefidensi
In Grun Dyari presenteerde Breeveld het proces van de onafhankelijkheid als een verhaal dat op 6 december 1942 begon en op 25 november 1975 eindigde. Hierdoor wordt niet duidelijk dat 25 november 1975 slechts een moment was in een dynamische interactie van krachten vanaf 1873 tot heden.
De politieke patronen die tegenwoordig uitgespeeld worden onder het bewind van regering Santokhi zijn gelijksoortig aan die welke speelden tijdens de onafhankelijkheidsstrijd, tijdens de VHP-PNP regering onder premier Sedney, tijdens de verbroederingpolitiek en tijdens de strijd over het algemeen kiesrecht en het kiesstelsel. Ik doel hier op de politieke, culturele en economische interacties tussen de naties van Suriname, waar Judith Samson aandacht voor begon vragen.
Breeveld brengt het als een verhaal van helden, Pengel, Bruma, Gesser, Dobru. De diepere drijfveren van de actoren blijven buiten beeld. De hele samenleving blijft buiten beeld. Toen ambassadeur Mac Donald tijdens de vragenronde de belangrijke vraag stelde waarom er geen referendum gehouden werd, reageerde Breeveld met de opmerking dat de Verenigde Staten en Indonesië ook niet eerst een referendum hebben gehouden voor de onafhan- kelijkheid. Ik wenste dat ik toen in de zaal was geweest om erop te wijzen dat de Amerikanen en Indonesiërs streden tegen de kolonisator, maar dat onze onafhankelijkheidsstrijd een strijd was tussen gekoloniseerden onderling.
Breeveld gaf aan dat referenda geen geschikt instrument zijn voor politieke sturing, om verschillende redenen. Het verwonderde mij dat Breeveld als medeoprichter van de Democracy Unit aan de Universiteit van Suriname zo laatdunkend sprak over referenda. Tegenstanders van referenda halen vaak aan dat “grontapu na hasi tere”. Kort gezegd: het volk is niet te vertrouwen. Moeilijke beslissingen over complexe zaken kun je niet aan het volk overlaten. Gedeeltelijk is dit juist, maar in dit geval zou een referendum op zijn plaats geweest zijn. Door de jarenlange agitatie van pro en contra was de bevolking heel goed op de hoogte van zaken. Ik neem aan dat de meeste Surinamers toen in staat zouden zijn geweest om hun antwoord op vraag “onafhankelijkheid nu, ja of nee” met argumenten te verdedigen.
De bouwers van de Srefidensi mythe konden zich geen referendum veroorloven. Ik herinner eraan dat Breeveld stelt dat de onafhankelijkheid noodzakelijk was om psychoculturele defecten van de Surinamers te genezen. Hoe zouden de strijders voor onafhankelijkheid de beslissing hierover in handen kunnen leggen van mensen die geestelijk niet helemaal gezond zijn en die door koloniale hebi’s niet helder kunnen denken?
Arron heeft eens op de vraag waarom er geen referendum gehouden was, geantwoord dat in de Surinaamse wetgeving daarvoor geen ruimte was. Als men het had gewild had er daarvoor snel een wet gemaakt kunnen worden want er was steun van de oppositie voor een dergelijk voorstel.
De constructie van de mythe
Het verhaal van Breeveld was een kalender van gebeurtenissen waarvan de betekenis vooraf vaststond. Er hoefde niets verklaard te worden uit de gebeurtenissen. De mythe van Srefidensi bepaalt de betekenis van alles wat er gebeurt. De mythe van Srefidensi omvat verhalen over waar wij vandaan komen, hoe onze samenleving tot stand kwam en wat de bedoeling is van ons samenzijn. De mythe wordt geconstrueerd door politici, dichters, musici en beeldende kunstenaars. Verhalen, symbolen en rituelen beelden de mythe uit.
De kern van de Srefidensi mythologie is de Surinaamse mens, waar hij vandaan komt, wie hij is en hoe hij zich dient te gedragen.
Onze Srefidensi mythes vertonen overenkomsten met de mythes van andere volkeren. Enkele archetypische elementen van onze mythologie zijn :
- het verhaal van het ontstaan van Suriname (Het volkslied: “Hoe wij hier ook samen kwamen”)
- de zondvloed waaruit een nieuwe wereld tevoorschijn kwam (De Tweede Wereldoorlog),
- de aankondigers en wegbereiders van de verlosser (Wim Bosch Verschuur, Eddy Bruma)
- de stervende God, die de nieuw orde voorbereidde maar moest sterven om de weg daarvoor vrij te maken (Johan Adolf Pengel)
- de Titanenstrijd tussen Arron en Lachmon, die de duisternis van het kolonialisme verdreef (Srefidensi)
- de boom in het midden van het paradijs (“Wan bon” van Dobru).
De methodiek van Hans Breeveld, die we zien in zijn boeken en zijn lezingen, doet me denken aan de scholastiek. De scholastiek was geleerdheid in dienst van vroomheid. Zoals de scholastici in dienst stonden van de Kerk, stelt Breeveld zijn geleerdheid in dienst van de Srefidensi-mythe. De essentie van de scholastiek is dat de betekenis van de dingen van tevoren vaststaat. Het is slechts een kwestie van heilige teksten goed begrijpen. Vandaar Breeveld’s geringe belangstelling voor de redenen achter de beëindiging van de verbroederingspolitiek en het verzet van de Aziaten tegen de onafhankelijkheid. Vandaar ook zijn kritiekloze biografie van Pengel waarin we niets leren over de mens Pengel, wat hem dreef, wat zijn tekortkomingen waren, de psychologie van zijn vetzucht en zijn wantrouwen jegens intellectuelen. Het boek was niet bedoeld om Pengel en zijn daden beter te begrijpen, maar om de mythe op te bouwen. Gelukkig legde Judy Samson haar vinger op de zere plek.
Paramaribo, 10 november 2022, Wim Bakker